Clara Asscher-Pinkhof

Clara Asscher-Pinkhof (Amsterdam, 25 oktober 1896Haifa, 25 november 1984) was een Nederlandse auteur.

Jeugd tot weduwschap

Asscher-Pinkhof werd geboren in Amsterdam als vierde van een gezin van acht kinderen. Al tijdens haar jeugd schreef zij gedichten en verhalen die ook gepubliceerd werden in tijdschriften voor kinderen. Ze volgde de kweekschool in Amsterdam en werkte daarna een jaar als onderwijzeres in Deil in de Betuwe waarna ze les ging geven op een Joodse school in Amsterdam.

In Amsterdam kreeg ze verkering met de jonge rabbijn Abraham Asscher en zij traden op 3 april 1919 in het huwelijk. Na diens benoeming tot opperrabbijn in Groningen verhuisden ze daarnaartoe en kregen ze zes kinderen, een tweeling, Elie en Menachem, nog twee zoons, Jitschak en Meier en twee dochters, Roza en Fieke. Vlak na de geboorte van de laatste werd haar echtgenoot ernstig ziek en overleed vier maanden later. Asscher-Pinkhof bleef in Groningen wonen en verdiende een inkomen met het geven van cursussen en lezingen en het publiceren van kinderverhalen en boeken. In 1939 emigreerde haar toen 16 jaar oude dochter Roza naar Palestina om daar te gaan werken als verpleegster.

Oorlogstijd

In de herfst van 1940 keerde Asscher-Pinkhof terug naar Amsterdam met haar jongste dochter Fieke en kreeg een baan als lerares aan de Industrieschool voor Joodse meisjes. Haar tweeling Elie en Menachem woonden daar al als student en Meier en Jitschak bleven in Groningen. Hoewel Elie en Menachem waren getrouwd omdat ze hoopten dat dat hen voor deportatie door de Duitse bezetter zou behoeden, was dit niet het geval. Elie en zijn vrouw Flory doken onder, en Menachem en zijn vrouw Tamar werden op transport gesteld. Ook Jitschak, Meier en Fieke vonden kort daarna een onderduikadres. Hun moeder bleef echter "bovensgronds" en hielp in haar schoolvakanties met de opvang van de kinderen die in de Hollandsche Schouwburg werden verzameld voordat ze op transport gesteld werden naar de concentratiekampen.

Op 26 mei 1943 werd Asscher-Pinkhof opgepakt en naar het doorgangskamp Westerbork gebracht. Van daaruit werd ze op 11 januari 1944 naar Bergen-Belsen getransporteerd. Daar had ze het geluk te behoren tot een groep Joden die werden uitgewisseld met een groep Duitse krijgsgevangenen. Na een lange reis via Wenen, Bulgarije en Turkije bereikte ze uiteindelijk Palestina waar ze haar dochter Roza terugzag en enkele andere familieleden. Helaas bleken haar vijf broers de oorlog niet te hebben overleefd en ook haar zonen Menachem en Jitschak waren omgekomen in een Duits concentratiekamp.

In Israël

Na de oorlog voegde haar andere dochter Fieke zich bij haar en samen vormden zij een huishouden. Asscher-Pinkhof schreef artikelen en sfeerschetsen voor kranten en tijdschriften in het Engels die door haar dochter werden geïllustreerd. In 1947 keerde ze terug naar Nederland om de mensen die haar ondergedoken kinderen en familie hadden geholpen te bedanken. De reis wist ze te betalen door het geven van lezingen in Nederland.

Teruggekomen in de inmiddels opgerichte staat Israël begon ze in het Hebreeuws kinderverhalen te schrijven. Omdat ze vond dat haar kennis van de taal onvoldoende was volgde ze een taalcursus en deed daarna een opleiding tot leraar Hebreeuws.

Haar dochter Fieke trouwde in Israël met Jacob Langer en ook Asscher-Pinkhof zelf hervond het geluk. In 1958 hertrouwde zij met Asher Czaczes, een huwelijk dat zou duren tot het overlijden van haar man in 1967. In 1966 kwam haar autobiografie uit onder de titel "Danseres zonder Benen".

Na het overlijden van haar man verhuisde Asscher-Pinkhof naar het bejaardentehuis Beth Joles in Haifa, voor mensen van Nederlandse en Duitse afkomst. Hier bleef zij tot op hoge leeftijd actief als auteur en gaf ook nog steeds Hebreeuwse les. In november 1984 overleed ze daar op 88-jarige leeftijd.

Bibliografie

  • 1918 Joodsche kinderliedjes
  • 1918 Van twee joodsche vragertjes
  • 1924 Het eerste tandje
  • 1929 Door's groeitijd
  • 1930 Om stil te luisteren
  • 1930 Zet wijd je ooren open
  • 1930 Knus in een hoekje
  • 1930 Drie musjes
  • 1930 Toen moeder klein was
  • 1930 Hoor eens even
  • 1931 Rozijntje
  • 1932 Aan wal (bekroond in 1932 als "beste meisjesboek")
  • 1934 Rozijntje van huis
  • 1934 Tante Griet
  • 1936 Voor een schuit met violen
  • 1936 Tineke en wat ze zoo'n heelen dag doet
  • 1936 De weg alleen
  • 1941 Het nieuwe broertje
  • 1941 Een dappere jongen
  • 1941 Toen moeder klein was
  • 1941 Wij zijn er zóo blij mee!
  • 1946 Sterrekinderen
  • 1952 Tirtsa
  • 1953 De koopbrief
  • 1966 Danseres zonder benen (autobiografie)
  • 1972 Grijze gesprekken, afgeluisterd door Clara Asscher-Pinkhof
  • 1974 Binnen zonder kloppen

Vertalingen

Alle van boeken door Eleanor Frances Lattimore, 1904-1986

  • 1936 Kleine Sjang en zijn vriendjes
  • 1939 Junior, het negerjongetje
  • 1950 Kleine Sjang
  • 1957 Kleine Sjang en de konijntjes
  • 1959 De reis van Ching Lai
  • 1959 Kimi
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.