Essen-iepenbos
Het essen-iepenbos (Fraxino-Ulmetum) is een associatie uit de klasse van de eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond, een bosplantengemeenschap die in natuurlijke omstandigheden voorkomt op min of meer regelmatig overstroomde komgronden langs de grote rivieren, maar tegenwoordig vooral in parkbossen en essenhakhoutbossen.
Essen-iepenbos | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Essen-iepenbos | ||||||
Syntaxonomische indeling | ||||||
| ||||||
Associatie | ||||||
Fraxino-Ulmetum Oberdorfer, 1992 |
Ze wordt gekenmerkt door een zeer goed ontwikkelde en soortenrijke boom-, struik- en kruidlaag waarin dikwijls stinsenplanten worden aangetroffen.
Deze associatie komt in Vlaanderen en Nederland verspreid voor. Ze omvat drie sub-associaties.
Naamgeving, etymologie en codering
- Synoniem: Fraxino-Ulmetum campestris-effusae (Tx. 1952) Oberd. 1953, Ulmo-Fraxinetum (Noirfalise, 1984)
- Nederlands: Droog iepenrijk essenbos
- Frans: Frênaies-ormaies
- Duits: Eichen-Eschen-Ulmen-Auwald
- Syntaxoncode (Nederland): 43Aa2
De naam Fraxino-Ulmetum is afgeleid van de wetenschappelijke namen van twee belangrijke soorten binnen deze klasse, de gewone es (Fraxinus exelsior) en de gladde iep (Ulmus minor).
Kenmerken
Algemeen
Het essen-iepenbos komt vooral voor op licht humeuze en vrij kalkrijke, jonge en weinig gedifferentieerde, leem- of kleigronden, die nu en dan tot regelmatig overstromen. In de regel zijn dit vochtiger plaatsen dan die waarop het abelen-iepenbos wordt gevonden.
Het wordt in natuurlijke omstandigheden aangetroffen in de alluviale komgronden langs grote rivieren, maar goed ontwikkelde voorbeelden van oud alluviaal bos zijn in onze streken praktisch verdwenen. Dergelijke gronden zijn immers al sinds lange tijd in cultuur gebracht, en de restanten zijn zeer sterk verstoord door drainage en inplanting met populierenbos.
In meer door de mens gecreëerde omstandigheden vindt men het ook in oude parkbossen en in essenhakhoutbossen.
Het essen-iepenbos ontwikkelt zich spontaan uit struwelen van de associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn (Pruno-Crataegetum). Wanneer de bodem niet regelmatig overstroomt zal het bos verder evolueren, op lichte bodems waarschijnlijk naar beuken-eikenbos (Fago-Quercetum), op zwaardere bodems naar eiken-haagbeukenbos (Stellario-Carpinetum).
Structuur
Het essen-iepenbos is een hoog opgaand loofbos, met een goed ontwikkelde en soortenrijke boom-, struik- en kruidlaag. In bossen waar de iepenziekte heeft toegeslagen, kan het bos zeer open zijn en de struiklaag daarentegen zeer dicht en weelderig, met veel lianen.
Essenhakhoutbossen zijn eerder dicht en laagblijvend, en staan bekend om hun rijkdom aan epifytische mossen.
Onderverdeling
In het essen-iepenbos worden in België en Nederland drie sub-associaties onderscheiden.
Deze vallen uiteen in twee groepen, het elzenrijk essen-iepenbos met sub-associatie alnetosum, en het droog essen-iepenbos dat alle andere associaties omvat.
Sub-associatie typicum
De typische sub-associatie zoals hieronder beschreven. Syntaxoncode voor Nederland is 43Aa2a.
Sub-associatie galanthetosum
Een sub-associatie met in de ondergroei aanwezigheid van gewoon sneeuwklokje (Galanthus nivalis). Syntaxoncode voor Nederland is 43Aa2b.
Sub-associatie alnetosum (Elzenrijk essen-iepenbos)
Het elzenrijk essen-iepenbos of vochtig essen-iepenbos is een sub-associatie met een hoge abundantie van zwarte els (Alnus glutinosa) in de boomlaag en opvallend veel moerasplanten in de ondergroei. Dit bostype is typisch voor natte tot zeer natte standplaatsen met een continue hoge grondwaterspiegel, veelal op een ondergrond van zware klei, langs de rand van het rivierdal. Periodiek kunnen deze bossen zelfs volledig onder water staan.
Soortensamenstelling
Het essen-iepenbos heeft in België en Nederland slechts twee weinig bruikbare kensoorten, de donkere ooievaarsbek, die hier enkel als stinsenplant voorkomt, en het zeldzame hondstarwegras.
In de boomlaag domineren gewone es, gewone esdoorn en zomereik, met gladde iep op het tweede plan. De struiklaag bevat meestal eenstijlige meidoorn, gewone vlier en gewone vogelkers. De onderbegroeiing omvat een aantal stikstofminnende soorten als grote brandnetel, geel nagelkruid, kleefkruid en hondsdraf, wijzend op betrekkelijke voedselrijkdom in de bodem. Net zoals in het abelen-iepenbos vinden we er verschillende stinsenplanten, met de Italiaanse aronskelk, holwortel en bostulp als onderscheidende soorten.
De moslaag is meestal goed ontwikkeld met soms veel epifytische soorten als het spatelmos, schijfjesmos, recht palmpjesmos en glad kringmos.
De voor België en Nederland belangrijkste soorten zijn:
- Boomlaag
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kV | >70% | Gewone esdoorn | Acer pseudoplatanus | ||
kV | >40% | Gladde iep | Ulmus minor | ||
kK | >80% | Gewone es | Fraxinus excelsior | ||
>60% | Zomereik | Quercus robur | |||
>20% | Beuk | Fagus sylvatica | |||
>20% | Witte paardenkastanje | Aesculus hippocastanum | |||
dS | >20% | Zwarte els | Alnus glutinosa | sub-associatie alnetosum | |
dS | Schietwilg | Salix alba | sub-associatie alnetosum | ||
Canadapopulier | Populus ×canadensis |
- Struiklaag
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kV | >40% | Gewone vogelkers | Prunus padus | ||
kK | >40% | Aalbes | Ribes rubrum | ||
>70% | Eenstijlige meidoorn | Crataegus monogyna | |||
>50% | Gewone vlier | Sambucus nigra | |||
>20% | Wilde kardinaalsmuts | Euonymus europaeus | |||
>20% | Hazelaar | Corylus avellana |
- Kruidlaag
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kA | <10% | Hondstarwegras | Elymus caninus | ||
kA | <10% | Donkere ooievaarsbek | Geranium phaeum | ||
kV | >30% | Bloedzuring | Rumex sanguineus | ||
kV | >20% | Dagkoekoeksbloem | Silene dioica | ||
kV | >10% | Reuzenzwenkgras | Festuca gigantea | ||
kK | >50% | Gewoon speenkruid | Ranunculus ficaria | ||
kK | >40% | Klimop | Hedera helix | ||
kK | >20% | Bosandoorn | Stachys sylvatica | ||
kK | >20% | Groot heksenkruid | Circaea lutetiana | ||
kK | >10% | Gevlekte aronskelk | Arum maculatum | ||
>80% | Grote brandnetel | Urtica dioica | |||
>70% | Geel nagelkruid | Geum urbanum | |||
>60% | Kleefkruid | Galium aparine | |||
>60% | Hondsdraf | Glechoma hederacea | |||
>50% | Look-zonder-look | Alliaria petiolata | |||
>40% | Ruw beemdgras | Poa trivialis | |||
>40% | Fluitenkruid | Anthriscus sylvestris | |||
>40% | Zevenblad | Aegopodium podagraria | |||
>30% | Dauwbraam | Rubus caesius | |||
>30% | Robertskruid | Geranium robertianum | |||
>20% | Drienerfmuur | Moehringia trinervia | |||
dS | Gewoon sneeuwklokje | Galanthus nivalis | sub-associatie galanthetosum | ||
Italiaanse aronskelk | Arum italicum | ||||
Holwortel | Corydalis cava | ||||
Bostulp | Tulipa sylvestris |
- Moslaag
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kK | >10% | Geplooid snavelmos | Eurhynchium striatum | ||
>50% | Fijn laddermos | Eurhynchium praelongum | |||
>50% | Gewoon dikkopmos | Brachythecium rutabulum | |||
>20% | Kleivedermos | Fissidens taxifolius | |||
>20% | Kleisnavelmos | Oxyrrhynchium hians | |||
Spatelmos | Homalia trichomanoides | ||||
Gewoon schijfjesmos | Radula complanata | ||||
Recht palmpjesmos | Isothecium alopecuroides | ||||
Glad kringmos | Neckera complanata |
Biologische Waarderingskaart
In de Biologische Waarderingskaart (BWK) van Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest staat deze associatie, samen met het verwante vogelkers-essenbos, bekend als alluviaal elzen-essenbos (va).
Het komt voor als volwaardige bossen in alluviale valleien op zware, matig vochtige tot matig natte, lemige of zandlemige bodems en als lijnvormige elementen langsheen bronbeken in de vorm van houtkanten. Deze bossen werden in het verleden dikwijls beheerd als hakhout, maar zijn tegenwoordig dikwijls ingeplant met canadapopulier.
Het alluviaal elzen-essenbos staat gewaardeerd als 'Biologisch zeer waardevol'.
Verspreiding en voorkomen
Het verspreidingsgebied van het essen-iepenbos strekt zicht uit over het noorden van West- en Midden-Europa, van Midden-Frankrijk tot in Polen.
In Nederland vinden we dit bostype vooral in het fluviatiele district en in de duinen. Parkbossen van dit type vindt men in Nederland in de Betuwe, langs de Utrechtse Vecht, op Walcheren en in het zeekleigebied in Friesland en Groningen. Essenhakhout wordt nog aangetroffen in het Utrechtse rivierengebied en in de binnenduinrand.
In Vlaanderen zijn nauwelijks nog voorbeelden van oud alluviaal bos. De essen-iepenbossen die nog voorkomen in het Brabants en Vlaams district langs rivieren en beken op leembodems, zijn van recentere aard.
Indeling van de vegetatieklasse Querco-Fagetea (klasse van de eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond) |
---|
Orde: Fagetalia sylvaticae (orde van de voedselrijke eiken-beukenbossen) Verbond: Alno-Padion (verbond van els en gewone vogelkers) Onderverbond: Ulmenion carpinifoliae Onderverbond: Circaeo-Alnenion Verbond: Carpinion betuli (haagbeuken-verbond) Verbond: Fagion sylvaticae (beuken-verbond) |
Indeling van de BWK-karteringseenheden (Biologische Waarderingskaart) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|