winst
Nederlands
Woordafbreking
- winst
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voordeel’ voor het eerst aangetroffen in 1569 [1]
- Naamwoord van handeling van winnen met het achtervoegsel -st [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winst | winsten |
verkleinwoord | winstje | winstjes |
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- winst opleveren
Vertalingen
1. datgene wat men meer heeft dan voordat men investeerde
winst opleveren
|
Gangbaarheid
- Het woord winst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'winst' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.