voordeel
Nederlands
Woordafbreking
- voor·deel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘winst’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- samenstelling van voor en deel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voordeel | voordelen |
verkleinwoord | voordeeltje | voordeeltjes |
Zelfstandig naamwoord
- De onrust op de aandelenmarkt was in zijn voordeel.
- aangename eigenschap
- Een voordeel van een motorfiets is het lage benzineverbruik per kilometer.
- (tennis) term die aangeeft dat een speler bij een 40-40-stand een punt heeft gescoord en dus maar één punt verwijderd is van de winst van een game
- De befaamde Belgische tennisster serveerde met voordeel voor de wedstrijd.
- het aan de voorkant gelegen deel
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. profijt
Gangbaarheid
- Het woord voordeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voordeel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "voordeel" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- voordeel op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.