wijzen/vervoeging
{{-nlverb-reflex-|wijzen|wijs|wijst|wijzen|wees|wezen||gewezen|[[wijze]||weest]}}
vervoeging van de bedrijvende vorm van wijzen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | wijzen | te wijzen | ||||||||
toekomend | zullen wijzen | te zullen wijzen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gewezen | te hebben gewezen | ||||||||
toekomend | gewezen zullen hebben | gewezen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
wijzend | gewezen | ev. wijs | mv. verouderd wijst | wijze | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | wijs | wijst | wijst | wijst | wijst | wijzen | wijzen | wijzen | |||
verleden (o.v.t.) | wees | wees | wees | weest | wees | wezen | wezen | wezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal wijzen | zult/zal wijzen | zult/zal wijzen | zult wijzen | zal wijzen | zullen wijzen | zullen wijzen | zullen wijzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wijzen | zou wijzen | zou(dt) wijzen | zoudt wijzen | zou wijzen | zouden wijzen | zouden wijzen | zouden wijzen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gewezen | hebt gewezen | hebt/heeft gewezen | hebt gewezen | heeft gewezen | hebben gewezen | hebben gewezen | hebben gewezen | |||
verleden (v.v.t.) | had gewezen | had gewezen | had gewezen | hadt gewezen | had gewezen | hadden gewezen | hadden gewezen | hadden gewezen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gewezen hebben | zal/zult gewezen hebben | zult/zal gewezen hebben | zult gewezen hebben | zal gewezen hebben | zullen gewezen hebben | zullen gewezen hebben | zullen gewezen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gewezen hebben | zou gewezen hebben | zou/zoudt gewezen hebben | zoudt gewezen hebben | zou gewezen hebben | zouden gewezen hebben | zouden gewezen hebben | zouden gewezen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gewezen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gewezen | er is gewezen | |||||||||
verleden | er werd gewezen | er was gewezen | |||||||||
toekomend | er zal gewezen worden | er zal gewezen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gewezen worden | er zou gewezen zijn | |||||||||
lijdende vorm gewezen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gewezen worden | gewezen te worden | ||||||||
toekomend | gewezen zullen worden | gewezen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gewezen zijn | gewezen te zijn | ||||||||
toekomend | gewezen zullen zijn | gewezen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gewezen | wordt gewezen | wordt gewezen | wordt gewezen | wordt gewezen | worden gewezen | worden gewezen | worden gewezen | |||
verleden (o.v.t.) | werd gewezen | werd gewezen | werd gewezen | werdt gewezen | werd gewezen | werden gewezen | werden gewezen | werden gewezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gewezen worden | zult gewezen worden | zult gewezen worden | zult gewezen worden | zal gewezen worden | zullen gewezen worden | zullen gewezen worden | zullen gewezen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gewezen worden | zou gewezen worden | zou/zoudt gewezen worden | zoudt gewezen worden | zou gewezen worden | zouden gewezen worden | zouden gewezen worden | zouden gewezen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ben gewezen | bent gewezen | bent/is gewezen | zijt gewezen | is gewezen | zijn gewezen | zijn gewezen | zijn gewezen | |||
verleden (o.v.t.) | was gewezen | was gewezen | was gewezen | waart gewezen | was gewezen | waren gewezen | waren gewezen | waren gewezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gewezen zijn | zult gewezen zijn | zult gewezen zijn | zult gewezen zijn | zal gewezen zijn | zullen gewezen zijn | zullen gewezen zijn | zullen gewezen zijn | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gewezen zijn | zou gewezen zijn | zou/zoudt gewezen zijn | zoudt gewezen zijn | zou gewezen zijn | zouden gewezen zijn | zouden gewezen zijn | zouden gewezen zijn |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.