wederhelft

Nederlands

Beeld van Simon Carmiggelt en zijn wederhelft, tegenover het gemeentehuis van gemeente Rheden.
Uitspraak
Woordafbreking
  • we·der·helft
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wederhelft wederhelften
verkleinwoord wederhelftje wederhelftjes

Zelfstandig naamwoord

wederhelft v/m [1]

  1. de persoon waarmee iemand getrouwd is
    • Ik loop met mijn wederhelft in Tokio. Overal lopen mensen anoniem en in stilte langs elkaar heen op straat en in de supermarkt. Bij de kassa’s wordt snel, efficiënt en woordeloos afgerekend. Maar als ik mijn vale boodschappentas openvouw begint de caissière te stralen. Verrukt wijst ze naar de tas die ze herkent van onze hoogzwangere dochter en juicht: „Baby!” Ze buigt zich over de toonbank heen, omhelst en feliciteert mij. „Oh.....Baby!!!!” [2] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord wederhelft staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.