helft
Nederlands
Woordafbreking
- helft
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘elk der beide gelijke delen waarin iets verdeeld is’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
- van Middelnederlands helft of helefd, afgeleid van half met ablaut[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | helft | helften |
verkleinwoord | helftje | helftjes |
Hyponiemen
- bovenhelft, hersenhelft, jaarhelft, linkerhelft, rechterhelft, speelhelft, wederhelft, weghelft
Vertalingen
1.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord helft staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'helft' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.