vorst
Nederlands
Woordafbreking
- vorst
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘bos, woud’ voor het eerst aangetroffen in 856 [1]
- (2: Naamwoord van handeling van vriezen)
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | vorst | vorsten |
verkleinwoord | vorstje | vorstjes |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | vorst | |
verkleinwoord | vorstje |
Zelfstandig naamwoord
vorst v/m
- De vorst werd tot aftreden gedwongen.
- (meteorologie) weersomstandigheden waarbij water in ijs verandert [3]
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. heerser
Gangbaarheid
- Het woord vorst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vorst' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "vorst" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- vorst op website: Etymologiebank.nl
- vorst op website: Etymologiebank.nl
- vorst op website: Etymologiebank.nl
- vorst op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.