nok
Nederlands
Woordafbreking
- nok
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘hoogste deel van dak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nok | nokken |
verkleinwoord | nokje | nokjes |
Zelfstandig naamwoord
nok v/m
- (bouwkunde) het hoogste gedeelte van een schuin dak
- (bouwkunde) horizontale snijlijn van twee dakschilden
- (motortechniek) een uitstulping op een as waarmee het openen en sluiten van de kleppen wordt gestuurd
- Een nokkenas met versleten nokken.
- (scheepvaart) uiteinde van een mast of een paal op een schip
- Er wapperde een zwarte vlag in de nok van het piratenschip.
Verwante begrippen
- inlaatklep, klepspeling, kleptiming, klepveer, lichthoogte, sleper, stoterstang, uitlaatklep, verbrandingsmotor
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord nok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nok' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /nɔk/
Woordafbreking
- nok
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Nederduitse woord "noch".
Naar frequentie | 110 |
---|
Bijwoord
nok
- «Nå har vi arbeidet nok for i dag.»
- Nu hebben we voor vandaag genoeg gewerkt.
- «Nå har vi arbeidet nok for i dag.»
- nog
- «Ta nok et glass.»
- Neem nog een glas.
- «Ta nok et glass.»
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /nɔk/
Woordafbreking
- nok
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Nederduitse woord "noch".
Bijwoord
nok
- «Nå har vi arbeidd nok for i dag.»
- Nu hebben we voor vandaag genoeg gewerkt.
- «Nå har vi arbeidd nok for i dag.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.