monarch
Nederlands
Woordafbreking
- mo·narch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘alleenheerser’ voor het eerst aangetroffen in 1605 [1]
- met het voorvoegsel mono- en met het achtervoegsel -arch [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | monarch | monarchen |
verkleinwoord | monarchje | monarchjes |
Hyponiemen
- schoolmonarch
Gangbaarheid
- Het woord monarch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'monarch' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.