vervoer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vervoer    (hulp, bestand)
  • IPA: /vərˈvuːr/
Woordafbreking
  • ver·voer
enkelvoud meervoud
naamwoord vervoer -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

vervoer o

  1. (transport) overbrenging van zaken van één plaats naar de andere
    • Het vervoer van containers gebeurt via schepen. 
  1. middel waarmee overbrenging van zaken plaatsvindt
    • Heb je al vervoer naar de luchthaven? 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vervoeren

vervoer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervoeren
    • Ik vervoer. 
  2. gebiedende wijs van vervoeren
    • Vervoer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervoeren
    • Vervoer je? 
vervoeging van
vervaren

vervoer

  1. enkelvoud verleden tijd van vervaren
    • Ik vervoer. 
    • Jij vervoer. 
    • Hij, zij, het vervoer. 

Gangbaarheid

  • Het woord vervoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.