triade
Nederlands
Woordafbreking
- tri·a·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘groep van drie’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Griekse 'trias' (2e nv. triados) (het getal drie, drietal) met het voorvoegsel tri- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | triade | triades |
verkleinwoord | triadetje | triadetjes |
Zelfstandig naamwoord
triade v
Gangbaarheid
- Het woord triade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'triade' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.