goddelijk
Nederlands
Woordafbreking
- god·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | goddelijk | goddelijker | goddelijkst |
verbogen | goddelijke | goddelijkere | goddelijkste |
partitief | goddelijks | goddelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
goddelijk
- wat van een god is, wat toebehoort aan een god
- wat eigen is aan een god
- heerlijk, schitterend
- Gisteren heb een goddelijk diner gehad.
- ‘Hoe is het mogelijk, hè? Dat goddelijke lichaam dat opeens begint te haperen, snap jij dat nou?’ [1]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord goddelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'goddelijk' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.