rag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rag    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrax/
Woordafbreking
  • rag
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘spinnenweb’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • mogelijk van Oudsaksisch raginna '"ruig haar" [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord rag ragen
verkleinwoord ragje ragjes

Zelfstandig naamwoord

rag o

  1. door een spin voortgebrachte draden
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
raggen

rag

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raggen
    • Ik rag. 
  2. gebiedende wijs van raggen
    • Rag! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raggen
    • Rag je? 

Gangbaarheid

  • Het woord rag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.