rag
Nederlands
Woordafbreking
- rag
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘spinnenweb’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- mogelijk van Oudsaksisch raginna '"ruig haar" [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rag | ragen |
verkleinwoord | ragje | ragjes |
Zelfstandig naamwoord
rag o
- door een spin voortgebrachte draden
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
raggen |
rag
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raggen
- Ik rag.
- gebiedende wijs van raggen
- Rag!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van raggen
- Rag je?
Gangbaarheid
- Het woord rag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rag' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.