spannen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spannen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'spɑnən/
Woordafbreking
  • span·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘strak trekken, vastmaken aan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1091 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spannen
spande
gespannen
zwak -d

gemengd

volledig

Werkwoord

spannen

  1. overgankelijk onder trekkracht brengen [2]
    • Hij spande een paar waslijnen tussen zijn tentstokken. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

Iemand spant de kroon.

Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spannen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Zelfstandig naamwoord

spannen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord span
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord spanne


Middelnederlands

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
spannen spien spienen ghespannen
klasse 7 volledig  

Werkwoord

spannen

  1. spannen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.