afspannen
Nederlands
Woordafbreking
- af·span·nen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en spannen ww [1]
Werkwoord
afspannen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afspannen |
spande af |
afgespannen |
gemengd
zwak -d |
volledig |
- een draad strak tussen twee vaste punten laten hangen
- Die zegt dat zij op een aantal plekken in Feijenoord bovenlangs noodverbindingen heeft laten afspannen: ‘Volgens ons is dat voorlopig voldoende.[2]
- door het op spanning brengen strak maken
- Wat rest is het afspannen van de hoofdtent, het handmatig opzetten van de luifel en het aanspannen van scheerlijnen.[3]
Gangbaarheid
- Het woord afspannen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afspannen' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Volkskrant John Wanders 10 maart 2008 Eerst licht aan, dan pas fouilleren
- NRC Anthon Keuchenius 18 november 2002 Een kar in de tent
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.