spaak

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spaak
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verbinding tussen naaf en velg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord spaak spaken
verkleinwoord spaakje spaakjes

Zelfstandig naamwoord

spaak v/m

  1. een staaf die de naaf en de velg van een wiel verbindt
    • De spaak was gebroken, maar dat hinderde niet. 
  1. (gereedschap) staaf als hefboom
Synoniemen
Hyponiemen
  • boksspaak
  • bootsspaak
  • draadspaak
  • stuurwielspaak
  • voorwielspaak
  • wielspaak
  • windspaak
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.