zwengel

Waterpomp met zwengel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwen·gel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘slinger’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1371 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zwengel zwengels
verkleinwoord zwengeltje zwengeltjes

Zelfstandig naamwoord

zwengel m

  1. arm van een hefboom die op en neer of in het rond wordt bewogen, bijv. bij een pomp
    • Veel oude waterpompen hebben een zwengel. 
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
zwengelen

zwengel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwengelen
    • Ik zwengel. 
  2. gebiedende wijs van zwengelen
    • Zwengel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwengelen
    • Zwengel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zwengel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.