rayon
Nederlands
Woordafbreking
- ra·y·on (1-2)
- ra·yon (3)
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kring’ voor het eerst aangetroffen in 1862 [1] [2] [3]
1,2. | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | rayon | rayons |
verkleinwoord | rayonnetje | rayonnetjes |
3. | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | rayon | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
rayon
- o bepaald gebied waarbinnen iemand de zakelijk vertegenwoordiging van een bedrijf verzorgt
- Hij heeft een groot rayon toegewezen gekregen.
- o een bestuurlijke eenheid binnen bepaalde landen die eertijds tot de Sovjet-unie behoorden
- m en o: een op zijde gelijkende kunstvezel, kunstzijde
Afgeleide begrippen
- rayonchef, rayonhoofd, rayonisme, rayonleider, rayonmanager
Gangbaarheid
- Het woord rayon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rayon' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.