hefboom
![](../I/m/Hefboom.gif)
Een hefboom in actie
Nederlands
Woordafbreking
- hef·boom
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hef en boom [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hefboom | hefbomen |
verkleinwoord | hefboompje | hefboompjes |
Zelfstandig naamwoord
hefboom m
- (natuurkunde) staaf of boom die op een draaipunt rust en waarvan de lange arm bewogen wordt om een zwaar voorwerp op de korte arm in beweging te zetten
- Archimedes hield zich al met het beginsel van de hefboom bezig.
Gangbaarheid
- Het woord hefboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hefboom' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.