raggio

Italiaans
Uitspraak
  • IPA: /ˈrad͡ʒːo/
Woordafbreking
  • rag·gio
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
raggio raggi (poëtisch: rai)

Zelfstandig naamwoord

raggio m

  1. straal
  2. spaak (van een wiel)
  3. (wiskunde) straal
  1. «Il raggio di un cerchio è la distanza dei suoi punti più esterni dal centro.»
    De straal van een cirkel is de afstand tussen de uiterste punten en het middelpunt.
  2. (figuurlijk) sprankje, straaltje
Afgeleide begrippen
  • raggi x, raggi Röntgen; raggio gamma; raggio di azione
  • raggiuolo, raggiare
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.