snijden

[1] Snijden.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snijden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsnɛɪdə(n)/ (formeel), /snɛɪə(n)/ (informeel)
Woordafbreking
  • snij·den
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘met een scherp werktuig scheiden’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
  • (erfwoord) Via Oudnederlands *snīthan van Germaans *snīþanan.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
snijden
sneed
gesneden
klasse 1 volledig

Werkwoord

snijden

  1. overgankelijk met een scherp voorwerp in stukken delen
    • Met de broodzaag sneed hij twee dikke plakken vers brood. 
  1. overgankelijk (bridge) de tegenstander een hoge kaart, gewoonlijk de koning, uit handen spelen
  2. (wiskunde) een gemeenschappelijk punt hebben met een andere lijn
  3. castreren
  4. (verkeer) van de weg afdringen na het inhalen
  5. (iemand...) bedriegen, afzetten
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord snijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.