snijden
Nederlands
Woordafbreking
- snij·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘met een scherp werktuig scheiden’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
- (erfwoord) Via Oudnederlands *snīthan van Germaans *snīþanan.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
snijden |
sneed |
gesneden |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
snijden
- overgankelijk met een scherp voorwerp in stukken delen
- Met de broodzaag sneed hij twee dikke plakken vers brood.
- overgankelijk (bridge) de tegenstander een hoge kaart, gewoonlijk de koning, uit handen spelen
- (wiskunde) een gemeenschappelijk punt hebben met een andere lijn
- castreren
- (verkeer) van de weg afdringen na het inhalen
- (iemand...) bedriegen, afzetten
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. met een scherp voorwerp in stukken delen
Gangbaarheid
- Het woord snijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snijden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.