bridge
![](../I/m/Telecaster_bridge.jpg)
Bridge [2] van e-gitaar
Nederlands
Woordafbreking
- bridge
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kaartspel’ voor het eerst aangetroffen in 1918 [1]
- Leenwoord uit het Engels.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bridge | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
bridge o
- (kaartspel) een spel gespeeld door vier spelers, verdeeld in twee paren en gespeeld in dertien slagen
- Het spelen van bridge vereist goede samenwerking tussen de partners.
- (muziekinstrument) de kam van een elektrische gitaar
- Een bridge met tremolo.
Synoniemen
- [2] brug
Hyponiemen
- [1] netwerkbridge
Vertalingen
1. een spel gespeeld door vier spelers, verdeeld in twee paren en gespeeld in dertien slagen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bridgen |
bridge
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bridgen
- Ik bridge.
- gebiedende wijs van bridgen
- Bridge!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bridgen
- Bridge je?
Gangbaarheid
- Het woord bridge staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bridge' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
bridge
- (scheepvaart): brug
- (muziekinstrument): (onderdeel) de "kam" van een snaarinstrument (strijk- en toetsinstrumenten)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.