afsnijden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·snij·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afsnijden
sneed af
afgesneden
klasse 1 volledig

Werkwoord

afsnijden

  1. overgankelijk ergens een stuk vanaf halen, bekorten, inkorten
    • Hij moest eerst het topje van de fles afsnijden voordat hij hem kon gebruiken. 
  1. overgankelijk rakelings langs iemand naar dezelfde weghelft gaan, versperren, blokkeren
    • Ik werd vanmiddag weer afgesneden door zo'n snelle auto. 
    • De terugtocht van de troepen werd afgesneden 
  1. overgankelijk een afkorting in een traject nemen, een weg bekorten
    • Door deze weg te nemen, kunnen wij een heel stuk afsnijden 
  1. overgankelijk afsluiten, onmogelijk maken
    • Vanochtend werd de elektra weer afgesneden 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afsnijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.