schouw

• Geluid:  schouw    (hulp, bestand)

• schouw

• Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘schoorsteen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1546 [1]
• In de betekenis van ‘boot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1317 [1]
• In de betekenis van ‘bezichtiging’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1284 [1]

schouw m [2]

1. (formeel) inspectie, visitatie [3] [4]

schouw v / m

1. stookplaats
2. schoorsteenmantel [5]
3. schoorsteen [6]
4. (scheepvaart) (geschiedenis) een vissersscheepje met de kenmerken van de aak [7]
5. (scheepvaart) platte schuit voor het overzetten van personen en goederen, overzetboot, pont, pontveer, veerboot, veerpont [8]
6. (verouderd) schuwheid [9]

• schouwarts, schouwbaar, schouwburg, schouwer, schouwing, schouwplaats, schouwsop, schouwspel, schouwtoneel, schouwveger

schouw

1. (verouderd) schuw [10] [11]

• Het woord schouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schouw' herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

schouw

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schouwen
   

   • Ik schouw. 

2. gebiedende wijs van schouwen
   

   • Schouw! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schouwen
   

   • Schouw je?