ferry
Nederlands
Woordafbreking
- fer·ry
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘veerboot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1857 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ferry | ferry's |
verkleinwoord | ferry'tje | ferry'tjes |
Zelfstandig naamwoord
ferry v/m
- (scheepvaart), (techniek) een schip dat speciaal gebouwd en uitgerust is om in een veerdienst ingelegd te worden
Verwante begrippen
- motorboot, boorschip, bulkschip, containerschip, luchtkussenvaartuig, sleepboot, ijsbreker, treiler, woonschip, motorjacht, tanker, vleugelboot, cruiseschip, gastanker, koelschip
Vertalingen
1. een schip dat speciaal gebouwd en uitgerust is om in een veerdienst ingelegd te worden.
Gangbaarheid
- Het woord ferry staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ferry' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.