schuw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schuw    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxyu/
Woordafbreking
  • schuw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen schuwschuwerschuwst
verbogen schuweschuwereschuwste
partitief schuwsschuwers-

Bijvoeglijk naamwoord

schuw

  1. geneigd om bepaalde zaken te vermijden
  2. geneigd te vluchten
  3. bang
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
schuwen

schuw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuwen
    • Ik schuw. 
  2. gebiedende wijs van schuwen
    • Schuw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuwen
    • Schuw je? 

Gangbaarheid

  • Het woord schuw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.