pasar
Nederlands
![](../I/m/Pasar_Penfui.jpg)
1. plaatselijke markt
Woordafbreking
- pa·sar
Woordherkomst en -opbouw
- van Indonesisch pasar zn , aangetroffen in de betekenis 'markt' vanaf 1636 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pasar | pasars |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
pasar m
- (Nederlands-Indië) plaatselijke markt
- De loods had een aparte uitgang naar buiten, opdat de vrouwen boodschappen konden doen op de pasar. [4]
- (Nederlands-Indië) terrein waar de markt wordt gehouden
- Zo was de stad na zonsondergang verboden terrein voor Javaanse handelaren. Overdag was hun territorium beperkt tot de nieuwe pasar langs de Tjiliwoeng, en mochten ze zich slechts met toestemming rond het Stadhuis en in de Herenstraat en Prinsenstraat ophouden. [5]
- (Nederlands-Indië) dag binnen de vijfdaagse Javaanse kalender die bepaalde wanneer er markt wordt gehouden
Afgeleide begrippen
- Pasarmaleis
- pasarpolitie
Verwante begrippen
- pasar malam
- pasar rombeng
Gangbaarheid
- Het woord pasar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pasar' herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- pasar op website: Etymologiebank.nl
- "pasar" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Lanzing, F. "Het KNIL, enkele beelden en feiten" in: Indische Letteren. jrg. 19 nr. 2 (juni 2004) Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Alphen aan den Rijn; p. 54; geraadpleegd 2019-02-11
- Zuiderweg, A.M. "‘Een eijlander wt Iava welcks volck is hartneckich en opstinaet’. De Javaan in de VOC-literatuur" in: Indische Letteren. jrg. 24 nr. 2 (2009) Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Alphen aan den Rijn; p. 54; geraadpleegd 2019-02-11
Indonesisch
Woordafbreking
- pa·sar
Zelfstandig naamwoord
pasar
- «Ibu pergi ke pasar untuk berbelanja.»
- Moeder gaat naar de markt om boodschappen te doen.
- «Ibu pergi ke pasar untuk berbelanja.»
- «ekonomi pasar»
- markteconomie
- «ekonomi pasar»
Bijvoeglijk naamwoord
pasar
- (taalkunde) met eenvoudige zinsbouw en woordkeus als in een handelstaal
- «bahasa pasar»
- pasarmaleis
- «bahasa pasar»
Afgeleide begrippen
- memasarkan, pasaran, pemasar, pemasaran
- pasar malam
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Minangkabaus
Bijvoeglijk naamwoord
pasar
- onbegroeid, kaalgelopen
Uitdrukkingen en gezegden
- Pasar jalan karena diturut, lancar kaji karena diulang.
- Een pad wordt kaalgelopen doordat het wordt gevolgd, een les wordt geleerd doordat zij wordt herhaald.
- Oefening baart kunst
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- pa·sar
Werkwoord
pasar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pasar |
pasaba |
pasado |
volledig |
- onovergankelijk gaan, voorbijgaan, langskomen, passeren
- verstrijken (van tijd)
- binnengaan, binnenkomen
- gebeuren, voorvallen, geschieden
- overgankelijk overbrengen
- geven, doorgeven
- doorheengaan, doorboren
- oversteken (bergen)
- overtrekken (gebied)
- doorwaden (rivier))
- voorbijgaan, achter zich laten
- doormaken (van tijd)
Synoniemen
- [4] ocurrir
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.