bazaar
Nederlands
Woordafbreking
- ba·zaar
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Perzisch, in de betekenis van ‘marktplaats’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1572 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bazaar | bazaars |
verkleinwoord | bazaartje | bazaartjes |
Zelfstandig naamwoord
bazaar m
- een (vaak overdekte) markt
- Op een bazaar kun je vaak snel een indruk van een land krijgen.
Gangbaarheid
- Het woord bazaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bazaar' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.