opa
Nederlands
Woordafbreking
- opa
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘grootvader’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1897 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opa | opa's |
verkleinwoord | opaatje | opaatjes |
Zelfstandig naamwoord
opa m
- (familie) de vader van een ouder
- Na school ging de jongen altijd bij zijn opa langs.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de vader van een ouder
Gangbaarheid
- Het woord opa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opa' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.