dede
Nederlands
Woordafbreking
- de·de
Woordherkomst en -opbouw
- (erfwoord) van Middelnederlands dede [1]
Werkwoord
dede
- Het was zoo veilig, Hope, in uw vrede.
Waart gij een moeder, ik het kind dat schreide?
Zoo zacht zocht gij het woord, dat rusten dede
Der angsten smarten en het hartelijden. [2]
- Het was zoo veilig, Hope, in uw vrede.
- 't Is of de angst mij fel omsnoert, als dede ik reeds de zwaarste zonde! [3]
Opmerkingen
- Het tweede voorbeeld laat zien hoe in het Nederlands de onvoltooid verleden tijd van de aantonende wijs ook gebruikt waar andere talen de aanvoegende wijs gebruiken.
Gangbaarheid
- Het woord 'dede' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dede' herkend door:
7 % | van de Nederlanders; |
7 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Koenen, M. "Hoop" in: Verzen. (1923) Boosten & Stols, Maastricht; p. 22; geraadpleegd 2017-04-22
- Beversluis, M Mariken van Nimwegen. (1928) Kosmos, Amsterdam; p.24; geraadpleegd 2017-04-22
Turks
Woordafbreking
- de·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | dede | dedeler |
genitief | dedenin | dedelerin |
datief | dedeye | dedelere |
accusatief | dedeyi | dedeleri |
locatief | dedede | dedelerde |
ablatief | dededen | dedelerden |
Zelfstandig naamwoord
dede
Synoniemen
- [1] büyükbaba
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.