kleindochter
Nederlands
Woordafbreking
- klein·doch·ter
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vrouwelijk kleinkind’ voor het eerst aangetroffen in 1760 [1]
- uit Frans petit-fille, samenstelling van klein en dochter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleindochter | kleindochters |
verkleinwoord | kleindochtertje | kleindochtertjes |
Zelfstandig naamwoord
kleindochter v
- (familie) een dochter van iemands kind, een vrouwelijk kleinkind
Vertalingen
1. een dochter van iemands kind, een vrouwelijk kleinkind
|
Gangbaarheid
- Het woord kleindochter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kleindochter' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.