uitlaatklep
Nederlands
combinatie van inlaatklep en uitlaatklep
Woordafbreking
- uit·laat·klep
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uitlaat en klep
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitlaatklep | uitlaatkleppen |
verkleinwoord | uitlaatklepje | uitlaatklepjes |
Zelfstandig naamwoord
uitlaatklep v/m [1]
- een klep waardoor verbrandingsgassen een motor met inwendige verbranding kunnen verlaten
- (figuurlijk) een handeling waardoor je aan opgekropte gevoelens van boosheid en ergernis uiting kunt geven
- Houthakken is voor deze man een belangrijke uitlaatklep om zijn frustraties op het werk een uitweg te geven.
- Sinds ik gestopt ben met roken, vijf weken geleden, voel ik een groeiende behoefte aan lichamelijke exercitie. Ik fiets en wandel me een ongeluk. Een andere uitlaatklep is graven in 'mijn' tuin.[2]
Gangbaarheid
- Het woord uitlaatklep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitlaatklep' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Valens, Anton Het compostcirculatieplan 2016 ISBN 978-90-254-4685-7 pagina 15
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.