nokvol
Nederlands
Woordafbreking
- nokĀ·vol
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van nok zn en vol bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | nokvol |
verbogen | nokvolle |
partitief | nokvols |
Bijvoeglijk naamwoord
nokvol [1]
- zo vol dat er niets meer bij kan
- In het 1528 inwoners tellende gehucht Nijkerkerveen in Gelderland zat de kantine van de plaatselijke vereniging Veensche Boys woensdagavond nokvol. Ajacied Donny van de Beek kwam voor de club uit voor hij bij de D-pupillen verkaste naar Amsterdam.[2]
- Geschat wordt dat er ruim 120.000 mensen op de been zijn in de stad. Het Museumplein is 'nokvol'en ook het Leidseplein en Rembrandtplein zijn inmiddels helemaal volgestroomd.[3]
Gangbaarheid
- Het woord nokvol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nokvol' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Het Parool 26 MEI 2017 Dit was de Europa Leaguefinale van Ajax in 2017
- Tubantia Chris Klomp 24-05-17 NL-Alert: Amsterdam is overvol: kom niet meer
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.