genoeg
Nederlands
Woordafbreking
- ge·noeg
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onbepaald telwoord: voldoende’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
Onbepaald voornaamwoord
genoeg
- voldoende, in een hoeveelheid die niet te veel en niet te weinig is
- Zo is het wel genoeg thee.
- Er zijn mensen genoeg die niet van thee houden.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Tussenwerpsel
genoeg
- stop!;
- Genoeg daarmee!
Werkwoord
vervoeging van |
---|
genoegen |
genoeg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van genoegen
- Ik genoeg.
- gebiedende wijs van genoegen
- Genoeg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van genoegen
- Genoeg je?
Gangbaarheid
- Het woord genoeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'genoeg' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.