laat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  laat    (hulp, bestand)
  • IPA: /lat/
Woordafbreking
  • laat
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet vroeg’ voor het eerst aangetroffen in 1281 [1]
  • Via het Middelnedelandse late van de Germaanse stam lata. Verwant met het Gotische lats, Oudsaksische lat, Oudnoorse latr en Latijnse lassus.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen laatlaterlaatst
verbogen latelaterelaatste
partitief laatslaters-

Bijvoeglijk naamwoord

laat

  1. na het voorziene ogenblik
  2. 's avonds, 's nachts
Antoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord laat laten
verkleinwoord laatje laatjes

Zelfstandig naamwoord

laat m

  1. (geschiedenis) in de middeleeuwen halfvrije boer die levenslang verplicht was op een bepaalde plaats bepaalde werkzaamheden voor een landheer te verrichten
    • Een laat was oorspronkelijk een cijnsplichtige, behorend bij een bepaald domein.[2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • laatbank, laathoeve

Werkwoord

vervoeging van
laten

laat

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van laten
  2. gebiedende wijs van laten
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord laat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.