laten
Nederlands
Woordafbreking
- la·ten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘niet verhinderen, nalaten, afstaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
|
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
laten /'la.tə(n)/ |
liet /lit/ |
gelaten ɣə'la.tə(n)/ |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
laten
- hulpwerkwoord maakt een causatief uit een ergatief werkwoord: veroorzaken dat het gebeurt
- Hij liet zijn auto repareren.
- hulpwerkwoord maakt een causatief uit een ergatief werkwoord: toestaan dat iets gebeurt
- Hij liet de boter smelten.
- overgankelijk het niet doen
- Laat dat!
- overgankelijk er niets aan veranderen
- Het zo laten.
- overgankelijk vertrekken zonder hem mee te nemen
- Zij liet hem daar.
- aansporing om iets te doen
- Laat dit een voorbeeld zijn.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- gelaat, laatdunkend, laathoeve, laathof, laatkoers, laatmes, laatprijs, lating
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. veroorzaken
3. niet doen
4. niets veranderen
5. vertrekken
6. aansporing
laten blijken
|
Gangbaarheid
- Het woord laten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'laten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Spaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.