laten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  laten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlatə(n)/
Woordafbreking
  • la·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet verhinderen, nalaten, afstaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: laten
Oudnederlands: lātan
Germaans: *lētanan
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: let (Angelsaksisch: lǣtan), Duits: lassen, (Oudhoogduits: lāzzan), Fries: litte
Noord: Zweeds: låta, Deens: lade, Noors: la, (Oudnoords: láta), IJslands/Faeröers: láta
Oost: Gotisch: letan
  • Andere Indo-Europese talen:
Romaans: Latijn: lassō, Frans: laisser, (Oudfrans: lesser, laisier)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
laten
/'la.tə(n)/
liet
/lit/
gelaten
ɣə'la.tə(n)/
klasse 7 volledig

Werkwoord

laten

  1. hulpwerkwoord maakt een causatief uit een ergatief werkwoord: veroorzaken dat het gebeurt
    • Hij liet zijn auto repareren. 
  1. hulpwerkwoord maakt een causatief uit een ergatief werkwoord: toestaan dat iets gebeurt
    • Hij liet de boter smelten. 
  1. overgankelijk het niet doen
    • Laat dat! 
  1. overgankelijk er niets aan veranderen
    • Het zo laten. 
  1. overgankelijk vertrekken zonder hem mee te nemen
    • Zij liet hem daar. 
  1. aansporing om iets te doen
    • Laat dit een voorbeeld zijn. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

laten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord laat

Gangbaarheid

  • Het woord laten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
latir

laten

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van latir
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.