ogenblik
Nederlands
Woordafbreking
- ogen·blik
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zeer korte tijdruimte’ voor het eerst aangetroffen in 1517 [1]
- samenstelling van oog en blik met het invoegsel -en- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ogenblik | ogenblikken |
verkleinwoord | ogenblikje | ogenblikjes |
Zelfstandig naamwoord
ogenblik o
- Heeft u een ogenblikje? Ik zal u direct helpen.
Vertalingen
1. Een bepaald tijdstip
|
Gangbaarheid
- Het woord ogenblik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ogenblik' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.