ogenblik

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ogen·blik
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zeer korte tijdruimte’ voor het eerst aangetroffen in 1517 [1]
  • samenstelling van  oog   en  blik   met het invoegsel -en- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ogenblik ogenblikken
verkleinwoord ogenblikje ogenblikjes

Zelfstandig naamwoord

ogenblik o

  1. moment, een bepaald tijdstip
  2. een korte tijdsduur
    • Heeft u een ogenblikje? Ik zal u direct helpen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ogenblik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.