kunde
Nederlands
Woordafbreking
- kun·de
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het kunnen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- van Middelnederlands conde "bekendheid, kennis" [2] [3] [4] [5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kunde | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
kunde v
- (verouderd) bekendheid met, kennis van zaken (nu vooral gangbaar als rechterdeel van samenstellingen die een gebied van studie of wetenschappelijke discipline aangeven)
- bekwaamheid in een vak, wetenschap of in algemene zin
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- afleidkundig, deskundig, kundig, zaakkundig, onkundig, ter zake kundig
Verwante begrippen
|
Vertalingen
2. bekwaamheid in een vak, wetenschap of in algemene zin
Gangbaarheid
- Het woord kunde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kunde' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "kunde" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Middelnederlandsch Woordenboek
- Vroegmiddelnederlands Woordenboek
- kunde op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.