kundig
Nederlands
Woordafbreking
- kun·dig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kunde bezittend’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van kunde met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kundig | kundiger | kundigst |
verbogen | kundige | kundigere | kundigste |
partitief | kundigs | kundigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
kundig
- in staat vaardigheden toe te passen
- Hij is een kundig onderzoeker.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- kundigheid, onkundigheid
Vertalingen
1. in staat vaardigheden toe te passen
Gangbaarheid
- Het woord kundig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kundig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.