kruid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kruid (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /krœʏ̯t/
- (Vlaanderen, Brabant): /krœːt/
- (Limburg): /krœːd/
Woordafbreking
- kruid
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘specerij’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1361 [1]
- In de betekenis van ‘gewas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruid | kruiden |
verkleinwoord | kruidje | kruidjes |
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- Zie ook de voor een lijst van kruiden.
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kruiden |
kruid
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruiden
- Ik kruid.
- gebiedende wijs van kruiden
- Kruid!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruiden
- Kruid je?
Gangbaarheid
- Het woord kruid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kruid' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.