specerij
Nederlands
Woordafbreking
- spe·ce·rij
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘smaakgevende stof, kruid’ voor het eerst aangetroffen in 1330 [1]
- afgeleid van het Franse épice (met het achtervoegsel -ij) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | specerij | specerijen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
specerij v
- (voeding) een gedroogd plantendeel, anders dan een groen blad of stengel, dat als geur-, kleur- of smaakstof aan voedsel wordt toegevoegd
- De grens tussen specerij en kruid is moeilijk exact te trekken, maar specerijen komen veelal uit de tropen.
Afgeleide begrippen
- specerijachtig, specerijengeur, specerijenijs, specerijhandel
Vertalingen
1. een gedroogd plantendeel, anders dan een groen blad of stengel, dat als geur-, kleur- of smaakstof aan voedsel wordt toegevoegd
Gangbaarheid
- Het woord specerij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'specerij' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.