konijn
Nederlands
Woordafbreking
- ko·nijn
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘haasachtige’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [2]
- Ontleend aan het Oudfranse conin (van het Latijnse cuniculus, een Iberisch leenwoord), dat in het moderne Frans vervangen is door lapin.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | konijn | konijnen |
verkleinwoord | konijntje | konijntjes |
Zelfstandig naamwoord
konijn o
- (zoogdieren) Oryctolagus cuniculus
, zoogdier dat ook gedomesticeerd kan worden gehouden
- Behalve dan dat de twee waarnemers zich, op het moment dat ze zo laag mogelijk gebukt vooruitkwamen, als konijnen lieten neerschieten. Eerst vielen er drie schoten en daarna een diepe stilte; de zaak was wat de vijand betreft afgedaan. [3]
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Spreekwoorden
- met de konijnen door de tralies kunnen eten
- mager zijn
- bij de konijnen af
- meer dan erg
Vertalingen
1. zoogdier dat ook gedomesticeerd kan worden gehouden
Gangbaarheid
- Het woord konijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'konijn' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Dit is niet de correcte uitspraak volgens het Uitspraakwoordenboek van Josée Heemskerk en Wim Zonneveld (Het Spectrum, 2000, ISBN 902744482X). Het Uitspraakwoordenboek geeft [koˈnɛi̯n] op als de juiste uitspraak. Verder maakt het voor dit woord geen vermelding van een afwijkende uitspraakvariant voor de standaardtaalsprekers in België.
- "konijn" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 14
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.