komen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
komen | komend |
komst | gekomen |
Woordafbreking
- ko·men
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘een plaats bereiken’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
komen /'komə(n)/ |
kwam /kʋɑm/ |
gekomen /ɣə'komə(n)/ |
klasse 4
onregelmatig |
volledig |
Werkwoord
komen
- ergatief bewegen van verder weg naar dichterbij
- ergatief een orgasme hebben, klaarkomen
Opmerkingen
- Het werkwoord kan worden gepreciseerd door toevoeging van een een voltooid deelwoord of een infinitief[2]
- Hij kwam afzakken, hij kwam toegesneld
- Het deelwoord of de infinitief kan "aan-" als prefix krijgen
- Hij kwam aangekeft, hij kwam aanmompelen.
Synoniemen
- [2] klaarkomen
Antoniemen
- [1] gaan
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. bewegen van verder weg naar dichterbij
|
|
Gangbaarheid
- Het woord komen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'komen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "komen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Taaladvies
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 17
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.