uitkomen
Nederlands
Woordafbreking
- uit·ko·men
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en komen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitkomen |
kwam uit |
uitgekomen |
klasse 4 | volledig |
Werkwoord
uitkomen
- ergatief naar buiten komen
- De doelman was zijn doel uitgekomen.
- ergatief in druk verschijnen (bijvoorbeeld van tijdschriften)
- Het tweede deel is net ook uitgekomen.
- ergatief tevoorschijn komen, uitlopen (bijvoorbeeld van knoppen van planten)
- De narcissen staan te bloeien, maar de tulpen moeten nog uitkomen.
- ergatief (bij eieren) opengaan, opengebroken worden door het jong
- Over het algemeen is het zo dat de eieren van regenboogvissen niet uitkomen in daglicht.
- het bekend worden van (slechte) dingen
- iets als resultaat hebben
- rondkomen
- ergatief gelegen komen
- Komt het je nou wel uit.
Vertalingen
1. naar buiten komen
3. te voorschijn komen
Gangbaarheid
- Het woord uitkomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitkomen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.