kloof
Nederlands
Woordafbreking
- kloof
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘spleet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kloof | kloven |
verkleinwoord | kloofje | kloofjes |
Zelfstandig naamwoord
kloof v/m
- een ten gevolge van erosie, diep uitgesleten rivierdal, met steile wanden
- Voorzichtig lopen ze over het glibberige pad in de door een gletsjer uitgesneden kloof.
- (figuurlijk) grote afstand, verschillen
- Hij sprak over de kloof tussen de politiek en de burger.
- Een groeiende kloof tussen winnaars en verliezers in de samenleving.
Hyponiemen
- armoedekloof, bergkloof, cultuurkloof, energiekloof, generatiekloof, inkomenskloof, tepelkloof
Afgeleide begrippen
- kloofbijl, kloofvlak, klovenier, klover
Vertalingen
1. een ten gevolge van erosie, diep uitgesleten rivierdal, met steile wanden
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kluiven |
kloof
- enkelvoud verleden tijd van kluiven
- Ik kloof.
- Jij kloof.
- Hij, zij, het kloof.
- Ik kloof.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kloven |
kloof
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kloven
- Ik kloof.
- gebiedende wijs van kloven
- Kloof!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kloven
- Kloof je?
Gangbaarheid
- Het woord kloof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kloof' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.