gaping

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·ping
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van gapen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord gaping gapingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gaping v [1]

  1. een opening, met name als het gaat over een opening in een verder aaneengesloten front
    • Hoe voelt Nederland? Ingehouden, met dichtgeknepen billen. Dat is het eerste wat in me opkomt. Vaak wordt er in de lucht gekust. De Nederlandse huid laat zich niet gemakkelijk strelen. Nederland voelt ongemakkelijk. Er is een afstand, een kleine gaping tussen degene die voelt en het gevoelde; afstand die niet altijd overwonnen kan worden.[2] 
  1. mond
  2. (figuurlijk) ontbreken van voor de samenhang noodzakelijke onderdelen
    • Dr. Brandt Corstius moet talrijke voorbeelden van echte en - dat moet de vakman de columnist toegeven - ook schijnbare germanismen op, zonder te besluiten of het verdwijnen van sommige (ik denk aan daadzaak, daarstellen) en het voortbestaan van andere (zich verdringen, middels) te verklaren is uit het optreden van publicisten, uit gapingen in onze taalvoorraad of uit andere oorzaken. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gaping staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
51 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Elvis Peeters 7 januari 2011
  3. NRC C.A. Zaalberg 3 mei 1991
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.