jagen

Het jagen van een vrachtschip (Nat. Archief)

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jagen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈjaːɣə(n)/
Woordafbreking
  • ja·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jagen
jaagde
joeg
gejaagd
klasse 6

zwak -d

volledig

Werkwoord

jagen

  1. overgankelijk bewegende wezens proberen te vangen
  2. overgankelijk (scheepvaart)(verouderd) het door mens of dier vanaf de wal slepen van schuiten
  3. onovergankelijk snel voortgaan
Vaste voorzetsels
  • [1] jagen op
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord jagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈjaːɡən/
Woordafbreking
  • ja·gen
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jagen
/ˈjaːɡən/
jagte
/ˈjaːktə/
gejagt
/ɡəˈjaːkt/
volledig

Werkwoord

jagen

  1. jagen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.