jakkeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jak·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voortjagen’ voor het eerst aangetroffen in 1850 [1]
  • frequentatief gevormd uit jakken met het achtervoegsel -er
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jakkeren
jakkerde
gejakkerd
zwak -d volledig

Werkwoord

jakkeren

  1. ergatief zich haastig, jachtig ergens heen voortbewegen
    • Hij was even op de motor op en neer naar Rome gejakkerd. 
  1. inergatief haastig, jachtig voortbewegen, rijden
    • Er werd door de motorjongens flink gejakkerd. 
  1. overgankelijk ~ door jachtig in versneld tempo iets doorvoeren
    • Dat is wel even snel door het parlement gejakkerd, maar werkt het ook? 

Gangbaarheid

  • Het woord jakkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.