volume
Nederlands
Woordafbreking
- vo·lu·me
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inhoud’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1587 [1]
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘boek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1529 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | volume | volumes |
verkleinwoord | volumetje | volumetjes |
Zelfstandig naamwoord
volume o [2]
- (natuurkunde) drie-dimensionale afmeting van een lichaam
- Het volume van een stof neemt bij opwarming in de regel toe.
- (muziek) sterkte van geluiden
Hyponiemen
- arbeidsvolume, bouwvolume, geluidsvolume, klankvolume, monovolume, poriënvolume, slagvolume, verdelingsvolume
Afgeleide begrippen
- hypervolemie, hypovolemie, volumebeleid, volumeknop, volumeprocent, volumetrie, volumineus
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord volume staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'volume' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.